White Collar Borders

MDR-1

MDR-1 (Multidrug Resistance gen 1)

Bij de normale gezonde hond worden het hersenweefsel en het centrale zenuwstelsel beschermd tegen de hoge concentraties van giftige stoffen (zoals geneesmiddelen) die in de bloedbaan circuleren. Het "Multidrug Resistance gen 1" (het MDR1 gen) heeft een belangrijke functie in de barrière tussen de bloedvaten en het hersenweefsel. Het codeert het eiwit P-glycoproteïne dat een onderdeel is van het membraan in de bloed-hersen-barriëre. P-glycoproteïne zorgt ervoor dat allerlei giftige stoffen (onder andere geneesmiddelen zoals Ivermectine) vanuit de hersencellen worden teruggevoerd in het bloed.

Ivermectine (een middel tegen parasieten) veroorzaakt  vergiftigingsverschijnselen in de hersenen bij

Collies die een mutatie hebben in het MDR-1 gen. Dat gebeurt al bij doseringen die één-tweehonderste deel zijn van de doseringen die bij andere honden tot schade leiden. De dieren die het treft gaan vaak overmatig speekselen, braken, krijgen epileptiforme aanvallen, ze krijgen spijsverterings- en ademhalingsstoornissen en kunnen in coma raken en zelfs overlijden.

 Honden die aan overgevoelig zijn voor Ivermectine blijken overgevoelig te zijn voor een reeks van geneesmiddelen.

De geneesmiddelen waarvan is aangetoond dat ze problemen veroorzaakten bij honden met de MDR1 mutatie:

Acepromazine (verdovingsmiddel)

Butorphanol (pijnstiller)

Cyclosporine ( immuunsysteem onderdrukker)

Digoxin(hartfunctie versterker)

Doxorubicin (celgroeiremmer)

Ivermectin (anti parasieten)

Loperamide (diaree bestrijder)

Vinblastine (celgroeiremmer)

Vincristine (celgroeiremmer)

Domperidone (tegen misselijkheid en maagklachten)

Etoposide  (celgroeiremmer )

Mitoxantrone (celgroeiremmer)

Morphine  (pijnstiller)

Ondansetron (ter bestrijding van misselijkheid en braken)

Paclitaxel (celgroeiremmer)

Quinidine  (hartritmestoornissen)

Rifampicine  (antibioticum)

Chinidine  (hartritmestoornissen)

Dexamethason                (ontsteking remmer en onderdrukt allergische reacties)

Ebastine (onderdrukking van allergische reacties)

Grepafloxacine, Sparfloxacine  (antibiotica)

CL

CL (Neuronal Ceroid Lipofuscinosis)

De OptiGen CL test is een op DNA gebaseerde test die de mogelijkheid verschaft het afwijkende gen, verantwoordelijk voor CL bij de individuele Border Collie, in beeld te krijgen. CL is een autosomale recessieve afwijking, waardoor dragers geen uiterlijke afwijkingen vertonen. Via de test zijn dragers  op te sporen, zodat voorkomen kan worden dat er lijders ontstaan.

Bij CL is er sprake van een opeenhoping van lysosomen (celdeeltjes) in heel veel lichaamscellen. Hierdoor gaan de neuronen langzamerhand in functionaliteit achteruit waardoor allerlei lichaamsfuncties uitvallen en uiteindelijk de hond op jongere leeftijd sterft. Zieke dieren zijn gezond als ze geboren worden, maar beginnen symptomen te ontwikkelen op 1 à 2 jarige leeftijd. Per hond kan het verloop en de ernst enorm verschillen.

Belangrijke symptomen zijn het verlies van coördinatie van de spieren, krampen en trillen en

afwijkend gedrag. Zieke dieren worden zelden ouder dan 26 tot 28 maanden. De ziekte is niet te genezen.

De Optigen CL test is alleen specifiek voor Border Collies.

Betrouwbare identificatie van dragers is de sleutel om CL onder controle te krijgen. Zodra beide ouderdieren geen drager zijn, hoeven de pups niet getest te worden, omdat zij zeker vrij van CL zijn. Zolang deze pups dan ook alleen gekruist worden met `zeker` vrije dieren, blijft de lijn verder vrij van CL.

Mogelijke resultaten voor de OptiGen CL test

N = Normal (Clear) Homozygoot voor het normale gen, kan de ziekte niet krijgen

C = Carrier Draagt 1 fout gen, zal zelf nooit ziek worden

A = Affected Homozygoot voor het foute gen, wordt zeker ziek

TNS

TNS (Trapped Neutrophil Syndrome)

Het beenmerg maakt neutrofielen (witte bloedlichaampjes)aan. Normaal behoren ze na rijpen in de bloedbaan terecht te komen. Bij TNS blijkt 1 type (neutrofyle granulocyten) niet in de bloedbaan te komen, het gaat niet verder dan de beenmerg.

Helaas is het gevolg hiervan dat wanneer er infecties optreden, het lichaam dit niet kan bestrijden. De pup groeit slecht, heeft meer last van infecties en reageert niet goed op entingen. Vaak overlijden de meeste pups met een leeftijd van 4 maanden of worden ingeslapen.

 Helaas weten de meeste dierenartsen nog te weinig van deze ziekte en de diagnose is niet makkelijk.

 TNS wordt recessief vererft, de pup moet het gen van beide ouders geërfd hebben om deze ziekte te krijgen van.

Epilepsie

Epilepsie

Primaire epilepsie wordt ook wel idiopatische, genetische of 'echte' epilepsie genoemd. Voor dit soort epilepsie is meestal geen oorzaak te vinden. De diagnose wordt gesteld door alle andere oorzaken uit te sluiten. Primaire epilepsie ontstaat meestal als de hond een leeftijd heeft tussen 6 maanden en 5 jaar (met een gemiddelde van 3 jaar).

Onderzoeken hebben inmiddels aangetoond dat idiopatische epilepsie een erfelijke grondslag heeft. Het is dus noodzakelijk met honden die epilepsie hebben, niet te fokken. 

Secundaire epilepsie wordt gekenmerkt door een aanwijsbare oorzaak voor de aanvallen.

De meest voorkomende oorzaken voor secundaire epilepsie zijn hepato-encefalopathie en hersentumoren. Hepato-encefalopathie treedt vaak op bij hele jonge honden (<1 jaar) of oude honden (>6 jaar). Bij jonge honden wordt het vaak veroorzaakt door een levershunt. Dit is een aangeboren afwijking waarbij bepaalde bloedvaten niet goed zijn aangelegd. Hierdoor kan de lever gifstoffen niet uit het bloed zuiveren, waardoor o.a. ammoniak in het bloed achterblijft. Deze ammoniak kan zorgen voor gedragsveranderingen, agressie en epileptiforme aanvallen.

Bij de oudere hond wordt hepato-encefalopathie vaak veroorzaakt door acute hepatitis.

Hersentumoren zijn er in vele soorten en maten. Vaak kan alleen middels een CT-scan worden aangetoond of er sprake is van een tumor. Over het algemeen komen hersentumoren meer bij de oudere hond voor, dan bij de jongere en helaas is er in de meeste gevallen weinig aan te doen als bij een hond een tumor wordt vastgesteld. 

Secundaire epilepsie komt meestal tot uiting als de hond jonger is dan 6 maanden, of ouder is dan 5 jaar.

Naast hepato-encefalopathie en tumoren zijn er nog een aantal andere aandoeningen die epileptiforme aanvallen veroorzaken.

Hypoglycemie, ofwel een te laag bloedsuikergehalte. Dit komt soms voor bij pups en bij jachthonden (hunting dog hypoglycemic syndrome). Ook bij een insulinoom wordt dit symptoom gezien. Een insulinoom is een woekering van kliercelletjes in de alvleesklier. Deze gezwelletjes produceren insuline, waardoor de hond aanval gewijs een veel te laag bloedsuikergehalte heeft. Doordat de hersenen te weinig voeding krijgen, kunnen er epileptiforme aanvallen optreden.

Intoxicaties, waarbij vaak acute epileptiforme aanvallen optreden. In het bloed worden veelal geen afwijkingen aangetroffen. Diagnose is echter erg moeilijk als er geen duidelijke aanwijzingen zijn.

Meningo-encephalitis (hersenvliesontsteking) is een progressief verlopende aandoening, waarbij ook epileptiforme aanvallen kunnen optreden. Vooral bij een infectieuze ontsteking kunnen de aanvallen het enige duidelijke symptoom zijn.

Imerslund Gräsbeck Syndroom (IGS)

Vitamine B12 wordt via de darmen in het bloed opgenomen. Bij IGS zijn de darmen daar niet goed in staat. Het gevolg is dat de hond een vitamine B12 tekort krijgt. Dit tekort bouwt langzaam op en de eerste symptomen zijn meestal zichtbaar tussen de 6 en 9 maanden.

Symptomen kunnen zijn: vermoeidheid/lusteloosheid, niet willen eten en/of niet aankomen in gewicht, achterblijven in groei, haaruitval.

Uiteindelijk kan een tekort aan vitamine B12 leiden tot allerlei neurologische klachten, variërend van spierzwakte tot epileptische aanvallen.

IGS is een autosomaal recessieve aandoening, wat betekent dat zowel de vader- als de moederhond het gen door moet geven om pups te krijgen die lijder zijn.